In en om Assen





De Klencke.


Bronvermelding:
"Drenthe". Provinciaal Drentsch Periodiek voor Praehistorie - Historie - Folklore - Heemschut - Opbouw - Toerisme. Nummer 8, Januari 1931. Een artikel van J. Westra van Holthe.


Vooraanzicht de Klencke; opname 1931


De Jeugdbond voor Onthouding

In het Septembernummer van dit blad komen twee photo's voor van het Huis de Klencke te Oosterhesselen. Hieronder laat ik een korte schets volgen over het Huis, die niet op volledigheid kan bogen. Tevergeefs zocht ik in de in mijn bezit zijnde Drentsche volksalmanakken naar eene beschrijving van de geschiedenis van het Huis. Het doet mij genoegen dat het Huis thans weer eene bestemming heeft gekregen, want de toestand zooals die vóór de restauratie, die met Rijkssteun onder leiding van de architecten Wieringa te Coevorden en onder toezicht van Monumentenzorg werd uitgevoerd, was, kon niet bestendigd blijven, omdat het Huis al meer en meer verviel.

Na de restauratie, welke het vorig jaar geschiedde, werd de Jeugdbond voor Onthouding huurder. Eerst zal ik U eenige historische bijzonderheden over het Huis mededeelen, daarna de inrichting en vervolgens mijne herinneringen aan de Klencke. De onvermoeide drie podagristen hebben de Klencke ook met een bezoek vereerd. De Klencke, zoo verhalen zij, bestond reeds in 1464. In 1482 was eigenaar Pelgrim van Isselmuden. De naam was toen ther Klempenghe. In 1519 was Hendrik van Haersolte bezitter. Voor verdere bezitters raadplege men o.a. Dr. Volksalmanakken van 1895 blz. 119 (van Dongen); blz. 125 (van Loen); blz. 134 (van Welvelde); 1899 blz. 165, 181, 212.

Bij besluit van Ridderschap en Eigenerfden van 8 Maart 1698 werd het aantal havezathen (Ridderhofstede of adellijk huis) bepaald op achttien, waaronder ook de Klencke wordt genoemd. Blijkens opschrift op de klok in de kerktoren te Ooster¬hesselen was Johan van Welvelde in 1626 eigenaar. In 1699 bewoonde Rutger van Dongen het huis. In 1700 werd de Heer C. van Liesveld door koop eigenaar en daarna de Heeren Kymmell te Dalen en Wispelwey te Koevorden. Vervolgens kwam het aan baron von Inn- und Kniphausen en door huwelijk in het geslacht van der Wijck. De Klencke moet in de 12e of 13e eeuw gebouwd zijn. De plaats in gunstig gekozen, doordat het Drostendiep zijn weg vindt door de gracht, die het Huis omspoelt.

Sedert 1670 zijn er geene noemenswaardige veranderingen aan het Huis aangebracht. In de ankers, bevestigd aan de muren van het Huis, treft men het jaartal 1670, terwijl in het bouwhuis het jaartal 1672 voorkomt. In de bouw- of schathuizen, welke aan weers¬zijden van dergelijke Huizen stonden, vond men koetshuizen, stallen en woonruimte voor het dienstpersoneel. Men heeft mij verteld, dat in vroegere tijden een eigenaar van het Huis en de kerkelijke gemeente van Oosterhesselen oneenigheid hebben gehad en de eerste de grafzerken van zijn geslacht uit de kerk heeft laten wegnemen en gebruikt als plint voor het optrekken van een der bouwhuizen (het andere is afgebroken), hetgeen nog zichtbaar is. Andere tijden, andere zeden.


Interieur van de Klencke. Dit gebouw hetwelk reeds langen tijd had leeggestaan kreeg opnieuw een bestemming. Het werd n.l. verhuurd aan den Jeugdbond voor Onthouding, welke bond kosten nog moeite spaarde, door het geheel te restaureeren en in te richten tot een geriefelijk kamphuis. Opname 1931.


Een aan het oog onttrokken waterput

Een rijk gebeeldhouwde grafzerk van Zeino Jan, baron van Welvelde, overleden 18 Mei 1775, ligt vóór de brug. Thans iets over de inrichting van het Huis. Men kan niet zeggen, dat het Huis een aanzienlijk voorkomen heeft, al moet erkend worden, dat men direct ziet, dat het uit overouden tijd dagteekent. Langs een breede, met hooge boomen omzoomde oprijlaan komt men bij het hek, dat het domein afsluit. Voor het Huis een rond grasperk, waar de weg omheen buigt en U voert voor de brug over de gracht. Links één van de bouwhuizen, waarover ik reeds sprak. Bij mijn laatste bezoek stond naast het Huis een paal, waarin een bel hing. Het opschrift daarop kon ik vanaf den grond niet ontcijferen.

Het Huis is gelijkvloers met vier ramen aan iedere zijde van de deur, waarboven in het bovenlicht fraai smeedwerk. Boven de deur een topgevel, in renaissancestijl, geflankeerd door twee dakkapelletjes. Op ieder der hoeken van het Huis een schoorsteen. Aangeraden wordt het struikgewas bij de brug weg te kappen, dan verkrijgt men een beter gezicht op het Huis. Treden wij thans het Huis binnen. Een lange gang met vele deuren, die naar de verschillende kamers voeren. Links in een kamer trof ik een klein keldertje, dat nu wel dichtgemaakt zal zijn, en in de kelder te bereiken door de keuken, een uitbouw, of hoe zal ik het noemen, in een der muren. De architect, die ik er naar vroeg, wat dat geweest zou zijn, wist het mij niet te vertellen, maar ik veronderstel, dat het een aan het oog onttrokken waterput is, welke dienst deed, wanneer het Huis belegerd werd.

Bij kloppen op de muur gaf het een holle klank. Het werd echter te gevaarlijk geacht, een opening te maken, omdat de bovenmuur dan kans van inscheuren zou kunnen hebben. Achter het Huis een groote moestuin en verder veel opgaand hout met onderbeplanting. Een ideale plaats om de vacantie door te brengen. Toen ik de Klencke voor de eerste maal bezocht, was het in den herfst, zoodat de zandwegen onbegaanbaar waren; de straatweg Oosterhesselen-Sleen bestond nog niet. Over de trambaan liep ik toen naar het Huis, dat een vervallen en droefgeestigen indruk op mij maakte. Nog een paar keer bezocht ik de Klencke en het ging mij, als rechtgeaard Drenth, aan het hart, dat het Huis zoo doelloos daar stond.

De J.V.O. heeft goed gedaan door het huren van dit Huis, waarvan men veel plezier zal hebben, doordat het gelegen is in een natuurschoone en boschrijke omgeving. Hij heeft echter op zich geladen de taak, om Huis en omgeving met de noodige égards te behandelen, gezien datgene wat ik boven ontvouwde. Ik ben niet bevreesd, dat de bond geen goede huurder zal blijken te zijn, want het bijschrift bij de photo's vertelt, dat hij kosten noch moeite heeft gespaard, om het Huis tot een geriefelijk kamphuis in te richten.

Mocht gij, lezeres en lezer, eens de omgeving van Oosterhesselen bezoeken, wilt dan eens een kijkje gaan nemen bij de Klencke. Het zal U niet berouwen.


De Klencke anno 2000


Beknopte geschiedenis

De KIencke (Klenkerweg 13), gelegen ten noordoosten van Oosterhesselen aan het Drostendiep, is een voormalige havezate. Het omgrachte, U-vormige een-laags landhuis met omlopend schilddak heeft in de voor- en achtergevel een ingangspartij met topgevel en decoratie in Lodewijk XV-stijl.

De havezate heeft vermoedelijk een middeleeuwse oorsprong en wordt in 1482 voor het eerst vermeld. Het jaartal 1670 in de voorgevel herinnert aan een verbouwing. Het gebouw kreeg zijn huidige vorm in 1760 in opdracht van Rutgert van Dongen. In 1786 kwam het huis aan Haro Caspar van In- en Kniphuizen, die was getrouwd met Martina C.J. van Heukelom. Het huis is sinds 1961 in bezit van de Vereniging Natuurmonumenten en is in 1976 -1977 ingrijpend gerestaureerd. Buiten de gracht staat nog één van de oorspronkelijk twee bouwhuizen. Dit gebouw is in 1977 nagenoeg geheel nieuw opgetrokken rond het oude houtskelet en heeft een uit delen van grafzerken bestaande plint.

Op het voorplein liggen twee grafzerken, met de wapens van Swer Jorrien van Welvelde († 1635) en Zeino Jan van Welvelde († 1775). Bij De Klencke ligt de in de kern uit circa 1780 daterende, maar later gewijzigde hallen-huisboerderij Hovinghoeve (Klenkerweg 18) met onderschoer en jongere bijschuur.


De Klencke tien jaren als jeugdtehuis
Een merkwaardig aspect der Drentse samenleving tussen twee wereldoorlogen


Bronvermelding:
Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1947. Een artikel van P. Dijkstra d.d. Januari 1944.. Medewerker van de Volkshogeschool ,,Allardsoog"


Reeds enige jaren voor 1930 bestond er in de Jeugdbond voor Onthouding het verlangen naar een eigen kampgebouw. Er was een kamphuisfonds gesticht, waarvoor op allerlei manieren geld werd ingezameld. Door een loterij, door kaartverkoop, door een speciale storting van 2& cent per lid groeide het fonds en naarmate dit groter werd namen de plannen vaster vorm aan. Toen dan ook op de eerste vergadering van een inmiddels opgerichte Raad van Beheer van het kamphuisfonds een voorstel van de Heer Prakke uit Assen ter sprake kwam om de Klencke, te Oosterhesselen, als Kampgebouw en jeugdherberg te gaan gebruiken, besloot men er eens te gaan kijken. De eigenlijke gedachte om de burcht als zodanig in te richten was afkomstig van den Heer Legro, burgemeester van Oosterhesselen, die op deze manier het vreemdelingenverkeer in zijn gemeente hoopte te bevorderen.

Bovendien zou het gebouw zo het ingericht werd als kamphuis, geregeld worden bewoond en in de oude vorm behouden kunnen blijven. De Klencke viel in de smaak en men besloot over het huren en inrichten van de burcht te gaan onderhandelen. De onderhandelingen slaagden en 1 Mei 1930 zou de huur ingaan. Onder leiding van de heren Van der Gaast, gemeente-architect van Utrecht en den Drijver, tekenaar, met de heren Pol en Vasallen te Oosterhesselen als aannemers was intussen reeds met de verbouw begonnen, nadat de uitwendige restauratie reeds een vorig jaar voltooid was. De officiële opening vond eerst plaats op 26 Juli 1930, waar de heer H. v. d. Vlist, de Bondsvoorzitter de openingsrede hield.

Terecht mocht de heer Van der Vlist er op wijzen, dat de voorgeschiedenis vooral financieel soms zeer moeilijk was geweest, maar evenzeer terecht kon hij de leden van de J.V.O. prijzen, die moeitevol met dubbeltjes en kwartjes het bedrag, nodig voor verbouw en inrichting bijeen hadden gebracht. Velen waren aanwezig om hun gelukwensen aan te bieden, o.a. oud-burgemeester Legro, het gemeentebestuur van Oosterhesselen, afgevaardigden van verwante organisaties enz. Na de officiële opening werd thee met echte Drentse stoet rondgedeeld. 's Avonds brandde voor de eerste maal achter de Klencke het kampvuur. Voor de eerste maal klonken er de prachtige jeugdliederen. Een voor het gebouw merkwaardige tijd is hiermee aangebroken; typerend ook voor de geest van deze tijd.

Een jeugd immers, die doelbewust wilde breken met veel van het verleden, kwam hier onder de bekoring van de sfeer die hing rondom en in de oude havezathe, een sfeer die ze wist te begrijpen en te eerbiedigen. De vroegere bezitters van de Klencke zullen wel nimmer bevroed hebben dat nog eens deze blijde lach en de frisse jeugdliederen door de zalen zouden klinken. En toch zou dit 10 jaren lang het geval zijn. Jonge mensen uit de stad met zijn kazernewoningen, fabrieken en grote warenhuizen, vaak vervreemd van de natuur, zullen hier opnieuw de natuur ontdekken; het oude Drentse land, zal allen na een tijd van werken de rust geven, die nodig is om straks weer vol moed aan het werk te gaan.

Samen met makkers uit alle delen van het land wordt er een eerlijke kameraadschap beleefd in de talrijke kampen, waarvan het eerste reeds de dag na de officiële opening begint. Dit eerste jaar wordt er begonnen met 7 J.V.O. kampen en één N.V. kamp. Ze worden volgeboekt. Het volgend jaar komt er een adspirantenkamp bij. In latere jaren doet de crisis echter zijn invloed gelden en het aantal kampen moet sterk worden beperkt; vaak zijn ze niet volgeboekt. Tallozen werden in de studiekampen wakker geschud tot een bewuster leven. Fel waren dikwijls de discussies - zoals misschien alleen de jeugd die kan houden - die volgden op de inleidingen gehouden door mensen met een goede naam in het Nederlandse culturele en sociale leven.

Maar ook de romantiek van de burcht, met zijn donkere gewelven en zijn lange historie sprak. De hele omgeving met haar prachtige beukenlaan en oude Saksische boerderijen werkte hieraan mee. Hoe werd niet genoten wanneer men zat rond het haardvuur in de ,,Weykampzaal" - het eigenlijke dagverblijf - en hoorde vertellen over strijd om de Klencke en over vroegere bezitters. Het verleden ging dan leven. Het is niet teveel gezegd, wanneer iemand aan het eind van een artikel in de Jonge Onthouder schrijft: ,,Heb dank, Klencke, voor wat je ons geschonken hebt ". Reeds burgemeester Legro had destijds voorgesteld de Klencke als jeugdherberg te gebruiken. Van begin af aan was dit ook door de J. V. 0. overwogen.

Echter, men wilde eerst enige ervaring met de exploitatie als kamphuis opdoen, voor men tot openstelling als jeugdherberg overging. Dit gebeurde in het seizoen 1932. Het eerste jaar bedroeg het aantal overnachtende trekkers 120. De oorzaak van dit lage cijfer was gelegen in het feit, dat de open - stelling buiten het eigenlijke trekkersseizoen plaats vond. De volgende jaren was het aantal echter aanmerkelijk hoger. We vinden al cijfers voor 1933 - 1032, voor 1934 zelfs 1676 overnachtingen. Toch bleek een lonende exploitatie als kamphuis en jeugdherberg tegelijk niet lonend. Aan de N. J. H. C. moest worden medegedeeld, dat de Klencke per 1 Januari 1936 als jeugdherberg gesloten zou worden.

Als oorzaken kunnen we aangeven de stichting van jeugdherbergen in Emmen en Hoogeveen, waardoor het aantal overnachtingen sterk terug liep en niet in het minst de uitgebroken crisis. Volledigheidshalve voegen we hieraan toe, dat niet enkel de Klencke hiervan had te lijden, maar dat ook de andere jeugdherbergen de invloed van de crisis ondergingen. Zozeer zelfs, dat de N.J.H.C. in deze jaren een vrij ingrijpende wijziging van de tarieven voor ging stellen. Als jeugdherbergouders fungeerde tot Mei 1934 het echtpaar Van Dorssen. Daarna was het tot de sluiting als jeugdherberg het echtpaar Kuipers. Uit het gastenboek blijkt, dat de trekker op de Klencke steeds een gul onthaal vond en graag terugkeerde.

Naast een beperkt verenigingsbelang diende de Klencke ook als kampgebouw voor werklozenkampen. De J. V. 0. was één van de jeugdorganisaties die in de tijd van de grote jeugdwerkloosheid begreep, dat men de jonge mensen, die dag in dag uit leeg liepen van de straat moest halen en werk geven. Geslaagde inzamelingen - we noemen allen het feit, dat een vrij kleine bond in korte tijd f 3.200.- bijeen wist te brengen - werden gehouden. De Klencke bood plaats aan een zestal werkkampen voor meisjes en jongens. Het gebouw met naaste omgeving werd door hen opgeknapt. Enkele honderden jonge mensen konden na een korter of langer verblijf bemoedigd naar huis terug keren; vaak helaas zonder daarna werk te kunnen vinden.


Collectie Gemeente Coevorden


Moge de Klencke behouden blijve voor het nageslacht


Na het vertrek van het echtpaar Kuipers werd de Klencke weer door de familie Van Dorssen bewoond, om echter na het vertrek van deze alleen - 's zomers nog de enkele J. V. O. -kampen te herbergen Nog eenmaal in deze 10 jaren betraden groepen jonge mensen het oude gebouw. Nu evenwel in een heel andere hoedanigheid. Tijdens de mobilisatie vonden afdelingen grenstroepen er een onderdak. Wel niet voor de eerste maal zal het geweest zijn, dat soldaten de Klencke betraden. Ze bleven er tot de 10e Mei 1940. . . . . Pinksteren 1940; Op het jaarlijkse congres van de J. V. O. in 1940 zou een be- langrijk voorstel behandeld worden, dat behelsde de Klencke weer beter bewoonbaar te maken.

Het zou zeer waarschijnlijk worden aangenomen. De totaal gewijzigde omstandigheden deden echter het congres niet doorgaan. De J. V. 0. besloot de Klencke te laten schieten. De oorlog zette veel op losse schroeven en zeker het bestaan van een vrij kleine jeugdorganisatie. Na 10 jaren werd de band Klencke - J. V. 0. verbroken. Weer stond het gebouw leeg, wachtend op een volgende bewoner, wachtend op een nieuw tijdperk in zijn bestaan. Moge ook deze bewoner eerbied tonen voor een van de weinige nog overgebleven Drentse havezathen, zodat de Klencke behouden blijve voor het nageslacht


Naschrift.

In de Meidagen van 1940 is het huis korte tijd betrokken geweest door een afdeling van de grenswacht. Tijdens en vlak na het einde der bezetting waren er publieke vrouwen uit het Westen des lands gehuisvest, die geëvacueerd waren en niet op de normale wijze onder dak konden worden gebracht. Deze ,,gasten " ontvluchtten vele malen en werden dan door de politie weer terugge- bracht. Daarna werd de Klencke meisjes-internaat, ressorterende onder het Centraal Bureau voor Oorlogsslachtoffers te 's -Gravenhage. Een twintigtal meisjes uit a -sociale gezinnen, merendeels onder voogdij staande, waren er ondergebracht op het ogenblik waarop deze gegevens door den burgemeester van Oosterhesselen welwillend werden verstrekt. (Januari 1947). In 1948 kreeg de Classis Emmen van de Nederlands Hervormde Kerk de beschikking over de Klencke om er een conferentieoord in te richten, terwijl de Lagere Landbouw - school er een tijdelijk onderkomen vindt, totdat hiervoor een eigen gebouw verrijst. Red. N. D. V.






© 2006-2009 www.mijn-eigen-website.nl